05/08/2014 - 20:51
Aan het College van B&W van Vlaardingen
Vlaardingen, 24 juli 2014
Vragen ex art 36 RvO:
Regelhantering koopzondagen
Geacht College,
De ChristenUnie/SGP heeft met verbazing kennis genomen van het raadsmemo “Toelichting regelhantering koopzondagen”, vastgesteld door het College op 22 juli jl.
In genoemd raadsmemo probeert u, naar aanleiding van het raadsdebat van 5 juni jl,duidelijkheid te geven over twee zaken, te weten:
1) de openstelling van winkels op zondag van winkeliers, die de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houden (artikel 6 Winkeltijdenwet) en;
2) de definitie van supermarkten.
In uw Toelichting maakt u, in de beleving van de ChristenUnie/SGP, een volledig onjuistekoppeling tussen deze twee totaal verschillende onderwerpen, waardoor nu ook kleine winkeltjes, die levensmiddelen en verse producten verkopen, plotseling onder de definitie van een “Supermarkt” vallen en daardoor op alle zondagen open mogen zijn.
In deze context willen wij u graag de volgende vragen stellen:
1
. Bent u het met ons eens dat een ontheffing op grond van artikel 6 van de Winkeltijdenwet slechts alleen dan kan worden verleend als er sprake is van een zo dwingende godsdienstige overtuiging dat degene die er een beroep op doet reeds op grond van die overtuiging zijn winkel op een andere voor hem geldende rustdag gesloten houdt (CBb 23 juli 2009, LJN: BJ7140)? En dat deze ontheffing dus helemaal losstaat van de definiëring c.q. reikwijdte van het begrip “supermarkt”?
2. Kunt u aangeven, waarom u dan toch in uw Toelichting deze ontheffing op grond van artikel 6 terzijde schuift, door het supermarkt begrip opeens ruim te willen interpreteren zodat dergelijke winkels onder de zondag vrijstelling vallen?
3. Zou het dan in rede liggen om te mogen veronderstellen dat u oneigenlijk gebruik maakt van uw bevoegdheid om daarmee het art.6-voorschrift, dat een winkel op een andere dag gesloten moet zijn, te omzeilen?
4. Bent u het met ons eens dat u daarmee ook voorbij gaat aan de religieuze overtuiging, die ten grondslag ligt aan de ontheffingsverzoeken op grond van art. 6 Winkeltijdenwet? Met andere woorden dat u voorbij gaat aan het feit dat winkeliers bewust vanuit hun geloofsovertuiging een beroep doen op art. 6, niet met als doel om hun winkel op zondag open te mogen hebben, maar juist om de mogelijkheid te krijgen om een andere dag dan de zondag hun wekelijkse rustdag te kunnen houden.
5. Vindt u het niet erg vreemd om de raad eerst te laten besluiten over de koopzondagen voor supermarkten en pas 7 weken later te definiëren wat supermarkten precies zijn? Dit had dan toch tegelijkertijd met betreffend raadsvoorstel moeten gebeuren? Feitelijk weet de raad nu pas waar zij in werkelijkheid in meerderheid "voor" heeft gestemd.
6. Is de definitie van een “bouwmarkt”en een “tuincentrum” eigenlijk wel duidelijk?
We kunnen ons zomaar voorstellen dat de Blokker ook onder tuincentrum zou kunnen vallen, want zij verkopen immers ook tuinstoelen en parasols.
7. Kunt u aangeven hoeveel (kleine) winkels er in Vlaardingen door uw ruimeredefiniëring nu extra onder begrip “supermarkt” vallen en dus iedere zondag open mogen zijn?
8. Kunt u aangeven of bijvoorbeeld een slager of groenteboer, die ook wat levensmiddelen verkoopt, als toiletpapier en afwasmiddel, in uw ruimere definiëringeen supermarkt is? Of een groot warenhuis (bijv. de HEMA), dat naast de normale ge- en verbruiksartikelen, ook verswaren verkoopt een supermarkt is?
9. Heeft u over deze verruiming contact gehad met het DetailhandelsPlatform (DPV)? Zo ja, zou u dan de schriftelijke stukken, die aan dit overleg ten grondslag liggen aan ons willen toesturen en kunnen aangeven hoe het DPV reageerde? Zo nee, waaromheeft u het DPV niet geraadpleegd in deze?
10. Met de wetenschap dat de discussie rond art.6 Winkeltijdenwet blijkbaar al vele maanden loopt, de besluitvorming over de koopzondagen inmiddels al weer meer dan 7 weken geleden heeft plaatsgevonden én het feit dat het koopzondagendossier in Vlaardingen een gevoelig onderwerp is in de raad, vindt u het dan aanvaardbaar om direct in de eerste week van het zomerreces (als veel raadsleden op vakantie zijn), een dergelijk raadsmemo uit te brengen?
11. Kunt u aangeven waarom u heeft gekozen voor een dergelijke planning en dus doelbewust kiest om besluitvorming van de raad niet af te wachten?
12. Kunt u zich voorstellen dat de ChristenUnie/SGP-fractie, als groot voorstander van een wekelijkse rustdag, uw handelswijze daarom enorm betreurt?
Wij zien uw antwoord met belangstelling tegemoet.
Namens de ChristenUnie/SGP-fractie,
Esther Heijndijk – Van der Veer